Als jullie dit een kutcolumn vinden, word ik woedend. Ik ben een schrijvend godsgeschenk, de ster van deze radioshow, geboren voor de eregalerij van proza en poëzie. Ik verdien het om aanbeden te worden door luisteraars, lezers en ander simpel volk dat blij mag zijn om mijn genialiteit te mogen opsnuiven. Kritiek op mij is daarom op voorhand volstrekt misplaatst en respectloos.
Voordat jullie gaan kotsen: dit houdinkje heb ik mezelf aan kunnen meten dankzij mijn grote voorbeeld Noa Lang, Jezus Christus op voetbalschoenen, zelfbenoemde vedette en in die rol ver verheven boven het klootjesvolk dat zijn miljoenensalaris ophoest.
Vriendje Lang speelde al weken als een natte krant toen hij thuis tegen Willem II – nee niet Real Madrid, niet Liverpool, maar Wil-lem Twéé – één keer de bal goed raakte. Hij hield een vinger voor z’n lippen om het eigen morrende publiek te laten voelen dat ’t zich diep moest schamen en sprak later – predikend vanaf zijn hemelse troon – hoe schandalig fluitende fans zijn.
In de tijd van de Grote Meneer Israel en ook nog later in de tijd van de Grote Meneer Hiddink werd zo’n jongen door ploeggenoten over het hek van ’t trainingsveld geschopt, maar dat mag niet meer. ‘Noa is Noa’, zei PSV-trainer Peter Bosz over het gedrag van vriendje Lang. Hij bedoelde: een omhooggevallen etterbuiltje is een omhooggevallen etterbuiltje, maar dat hardop zeggen is kapitaalvernietiging. De rappende getatoeëerde zelfbevlekkers zijn in het hedendaagse voetbal onaantastbaar.
Dat vulsel in de stadions – en dan heb ik het niet over hooligans met wangedrag en vuurwerkbommen, maar over echte supporters – moet z’n nederige plaats kennen.
Klaas in z’n iets te strakke PSV-shirt die van z’n minimumloon een seizoenkaart van 300 euro heeft gekocht en uit pure teleurstelling over het zoveelste falen van vriendje Lang een wegwerpgebaar maakt. Klaas moet respéct tonen voor de vedette.
Het joch dat zegt geboren te zijn voor de Champions League liep in de Champions Leaguewedstrijd tegen Juventus zeventig minuten lang – totdat hij werd gewisseld – achter zijn directe tegenstander aan. Ongetwijfeld nuttig, maar het zou toch echt nog veel nuttiger zijn geweest als die directe tegenstander achter hém had moeten aanlopen. Dat is het verschil tussen echte en pseudovedetten. Het verschil tussen – in een raar prrrrttt-taaltje gebrabbelde – grote woorden en grote daden.
Over woorden gesproken… Die van mij waren weer weergaloos, treffend, veelzeggend, onverbeterlijk. Wáág het niet om dat te ontkennen.